Verantwoordelijkheid voor emissiereductie: Wat is de positie van ontwikkelingslanden?
Analyse van internationale klimaatonderhandelingen laat zien dat ontwikkelingslanden vinden dat ontwikkelde landen een grotere verantwoordelijkheid dragen in het aanpakken van klimaatverandering [1]. Het belangrijkste argument hiervoor is dat ontwikkelde landen (historisch gezien) een disproportioneel grote verantwoordelijkheid dragen voor het veroorzaken van klimaatverandering, en dus ook meer moeten bijdragen aan het oplossen van het probleem.
Opkomende economieën (zoals India en Brazilië) benadrukken tijdens klimaatonderhandelingen vaak in sterke termen het verschil in verantwoordelijkheid tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden op de basis van historische uitstoot (bijdrage aan het klimaatprobleem)(a). Deze groep vindt bovendien dat ontwikkelde landen niet de ‘leiderschapsrol’ hebben genomen in het reduceren van emissies, zoals ze beloven sinds 1992, het jaar waarin het eerste VN-klimaatverdrag aangenomen werd (b). Pijnpunten zijn het niet nakomen van beloftes rondom emissiereductie en rondom financiële hulp aan ontwikkelingslanden [2].

Figuur 1. Een kritische blik: De Indiase klimaatdenktank CEEW publiceerde deze cartoon tijdens de Algemene Vergadering van de VN in New York en riep rijke landen op verantwoordelijkheid te nemen voor historische emissies. In dit figuur hebben ontwikkelde landen een grote vervuilende auto, wat rijkdom en een hoge CO₂-uitstoot symboliseert. Ontwikkelingslanden zijn daarentegen gesymboliseerd op een fiets; minder rijkdom en lagere CO₂-uitstoot. In de figuur kunnen ontwikkelde landen met de auto harder aan de doelen trekken, maar toch vragen ze ontwikkelingslanden om even veel te doen.
Afrikaanse landen benadrukken dat ze erg lage emissies hebben en dus niet verantwoordelijk zijn voor het veroorzaken van klimaatverandering. Zij stellen dat de verantwoordelijkheid voor het klimaatprobleem bij landen met hoge uitstoot ligt. Deze groep positioneert zich als slachtoffer. Zij vinden dat ontwikkelde landen hen financieel moeten helpen in het aanpakken van klimaatschade en om de transitie te maken naar een duurzame economie [3].
