Hoe kijken lage-inkomenslanden aan tegen de grote uitstoot van hoge-inkomenslanden?

De grote uitstoot van hoge-inkomenslanden wordt als onrechtvaardig gezien door lage-inkomenslanden. Lage-inkomenslanden vinden dat hoge-inkomenslanden, ofwel ontwikkelde landen, een grotere verantwoordelijkheid hebben om emissies terug te dringen. In de drie decennia sinds het ondertekenen van het eerste VN-klimaatverdrag hebben ontwikkelde landen dit echter onvoldoende gedaan. Het resultaat hiervan is dat lage-inkomenslanden betalen: in termen van klimaatschade en door zelf sneller emissies te moeten reduceren. Dit terwijl lage-inkomenslanden weinig hebben bijgedragen aan klimaatverandering en weinig middelen hebben. Daarom stellen zij dat hoge-inkomenslanden snel op grote schaal emissies moeten reduceren en klimaatschade in lage-inkomenslanden moeten compenseren.

#ontwikkelingslanden #emissiereductie #klimaataanpak

Verantwoordelijkheid voor emissiereductie: Wat is de positie van ontwikkelingslanden?

Analyse van internationale klimaatonderhandelingen laat zien dat ontwikkelingslanden vinden dat ontwikkelde landen een grotere verantwoordelijkheid dragen in het aanpakken van klimaatverandering [1]. Het belangrijkste argument hiervoor is dat ontwikkelde landen (historisch gezien) een disproportioneel grote verantwoordelijkheid dragen voor het veroorzaken van klimaatverandering, en dus ook meer moeten bijdragen aan het oplossen van het probleem.

Opkomende economieën (zoals India en Brazilië) benadrukken tijdens klimaatonderhandelingen vaak in sterke termen het verschil in verantwoordelijkheid tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden op de basis van historische uitstoot (bijdrage aan het klimaatprobleem)(a). Deze groep vindt bovendien dat ontwikkelde landen niet de ‘leiderschapsrol’ hebben genomen in het reduceren van emissies, zoals ze beloven sinds 1992, het jaar waarin het eerste VN-klimaatverdrag aangenomen werd (b). Pijnpunten zijn het niet nakomen van beloftes rondom emissiereductie en rondom financiële hulp aan ontwikkelingslanden [2].

Cartoon - Council on Energy, Environment and Water

Figuur 1. Een kritische blik: De Indiase klimaatdenktank CEEW publiceerde deze cartoon tijdens de Algemene Vergadering van de VN in New York en riep rijke landen op verantwoordelijkheid te nemen voor historische emissies. In dit figuur hebben ontwikkelde landen een grote vervuilende auto, wat rijkdom en een hoge CO₂-uitstoot symboliseert. Ontwikkelingslanden zijn daarentegen gesymboliseerd op een fiets; minder rijkdom en lagere CO₂-uitstoot. In de figuur kunnen ontwikkelde landen met de auto harder aan de doelen trekken, maar toch vragen ze ontwikkelingslanden om even veel te doen.

Afrikaanse landen benadrukken dat ze erg lage emissies hebben en dus niet verantwoordelijk zijn voor het veroorzaken van klimaatverandering. Zij stellen dat de verantwoordelijkheid voor het klimaatprobleem bij landen met hoge uitstoot ligt. Deze groep positioneert zich als slachtoffer. Zij vinden dat ontwikkelde landen hen financieel moeten helpen in het aanpakken van klimaatschade en om de transitie te maken naar een duurzame economie [3].

Afrikaanse landen stellen dat de verantwoordelijkheid voor het klimaatprobleem bij landen met hoge uitstoot ligt.

Kleine eilandstaten – welke zeer kwetsbaar zijn voor de gevolgen van klimaatverandering – vinden dat alle landen, dus ook opkomende economieën zoals India, meer actie moeten ondernemen [4]. Opkomende economieën zijn het daar niet mee eens en vinden dat ze al genoeg actie ondernemen [2]. Deze onenigheden spelen al een rol sinds de klimaattop van 2011, waar de basisprincipes voor onderhandelingen naar het klimaatakkoord van Parijs werden besproken en niet alle ontwikkelingslanden in gelijke mate bereid waren om zelf emissiereductiebeloftes aan te gaan [5][6].

Het perspectief dat ontwikkelde landen een grote verantwoordelijkheid hebben in het reduceren van emissies is verankerd in het klimaatverdrag uit 1992. Dit verdrag benadrukte dat ontwikkelde landen de leiding moeten nemen in het reduceren van emissies, terwijl bij ontwikkelingslanden juist (tijdelijke) groei in emissies en energiegebruik geaccepteerd werd in de context van industrialisatie, armoedebestrijding, en economische groei [7]. Hierop voortbouwend ondertekenden landen het Kyotoprotocol, dat wettelijk bindende emissiereductiedoelen oplegt aan ontwikkelde landen (niet alle ontwikkelde landen ratificeerde echter dit akkoord)[8]. Het klimaatakkoord van Parijs uit 2015 heeft een andere opbouw en vraagt alle landen vrijwillige doelstellingen te formuleren, onder het principe dat ieder land zelf haar ambitieniveau kan bepalen in lijn met nationale omstandigheden [9].

Waarom vinden lage-inkomenslanden dat hoge-inkomenslanden meer verantwoordelijkheid hebben voor het aanpakken van klimaatverandering?

Hoge-inkomenslanden hebben over het algemeen een hogere uitstoot per hoofd van de bevolking dan lage-inkomenslanden. Het figuur hieronder laat per landengroep het inkomen en de uitstoot per hoofd van de bevolking zien. De lage-inkomenslanden wijzen erop dat de grootste vervuilers rijke landen zijn, en dat het onrechtvaardig is om lage-inkomenslanden, welke toch al erg lage emissies hebben, achter de broek te zitten om emissies te reduceren.

Figuur uitstoot en inkomen

Figuur 2. Dit figuur laat zien dat er grote verschillen zijn tussen regio’s in termen van uitstoot en inkomen per hoofd van de bevolking. Noord-Amerika springt eruit als de regio met de hoogste inkomens en de hoogste uitstoot per hoofd van de bevolking. Afrika en Zuidelijk Azië (waaronder India) hebben juist lage inkomens en een lage uitstoot per hoofd van de bevolking. Bron: IPCC Sixth Assessment report [10].

Niet alleen de huidige emissies per hoofd van de bevolking zijn hoger in rijke landen. In de VS en Europa woont slechts 13% van de wereldbevolking, terwijl deze landen verantwoordelijk zijn voor 50% van de wereldwijde emissies sinds 1850 (historische emissies). Ter vergelijking, de minst ontwikkelde landen zijn ook goed voor 13% van de wereldbevolking, maar zijn slechts verantwoordelijk voor 0.4% van historische emissies [11].

Tot slot vinden lage-inkomenslanden dat ontwikkelde landen tekort zijn geschoten in het reduceren van emissies in de drie decennia sinds het ondertekenen van het eerste VN-Klimaatverdrag. Ontwikkelde landen samen reduceerden emissies met slechts 3.7% tussen 1990 en 2019 [12]. Niet echt een mokerslag. Zeker niet als je bedenkt dat een IPCC-scenario stelde dat ontwikkelde landen een reductie van 25–40% hadden moeten behalen voor 2020 om klimaatverandering te beperken tot 2 graden (c). In andere woorden, er is nog een uitstaande rekening.

Deze rekening proberen lage-inkomenslanden onder andere te verheffen middels het opstellen van een fonds voor klimaatschade (d). Een studie berekende dat kosten van klimaatschade in ontwikkelingslanden tegen 2030 tussen de 290 en 580 miljard per jaar zullen zijn [13]. Tijdens de klimaattop in Dubai (december 2023), kwamen landen tot een akkoord over het starten van zo’n klimaatschade fonds. Een aantal rijke landen beloofde gezamenlijk 661 miljoen dollar in het fonds te stoppen (e). Niet genoeg om alle klimaatschade te dekken, maar wel een belangrijk gebaar van internationale solidariteit.

Voetnoten

a) Overigens, landen met hoge uitstoot zoals de Verenigde Staten en de EU vermijden juist vaak het onderwerp van historische verantwoordelijkheid voor het veroorzaken van klimaatverandering. In plaats daarvan benadrukken zij de ‘collectieve’ verantwoordelijkheid van alle landen in het aanpakken van het klimaatprobleem.

b) Het VN-klimaatverdrag uit 1992 stipuleert in Artikel 3.1 “developed country Parties should take the lead in combating climate change”.

c) Zie ook de uitspraak over de Urgenda klimaatzaak, sectie 7. De rechter bevond dat er een hoge mate van internationaal consensus is dat ontwikkelde landen 25 – 40% moeten reduceren in 2020, en dat dit ook voor individuele landen geldt.

d) Het opstellen van een fonds voor klimaatschade is niet de enige manier waarop ontwikkelingslanden klimaatrechtvaardigheid proberen te operationaliseren. Ontwikkelingslanden proberen bijvoorbeeld ook sinds vele jaren financiering voor klimaatadaptatie omhoog te schroeven. Klimaatadaptatie gaat over het verhogen van de weerbaarheid tegen de effecten van klimaatverandering, zoals het bouwen van dijken tegen stijgende zeespiegels. Deze webpagina beschrijft de uitkomst over het fonds voor klimaatschade tijdens de klimaattop in 2022.

e) Deze webpagina bevat een overzicht van alle bijdragen aan het klimaatschadefonds.

Hoe kwam dit artikel tot stand?

Deze vraag is beantwoord door: Max van Deursen
Reviewer: Marjanneke Vijge
Redacteur: Bastiaen Huijnen
Gepubliceerd op: 18 april 2024
Wat vond je van dit antwoord? Geef ons je mening

[1] Castro, P. (2020). Past and future of burden sharing in the climate regime: positions and ambition from a top-down to a bottom-up governance system. International Environmental Agreements: Politics, Law and Economics, 20(1), 41–60. https://doi.org/10.1007/s10784-019-09465-4

[2] Hurri, K. (2023). Climate Leadership Through Storylines: A Comparison of Developed and Emerging Countries in the Post-Paris Era. Global Society, 1–22. https://doi.org/10.1080/13600826.2023.2173560

[3] Zhu, X., & Shang, X. (2023). Positioning as discursive struggle for equity: a critical discourse analysis of the Nationally Determined Contributions (NDCs) of African countries. Critical Discourse Studies, 1–16. https://doi.org/10.1080/17405904.2023.2197608

[4] Audet, R. (2013). Climate justice and bargaining coalitions: A discourse analysis. International Environmental Agreements: Politics, Law and Economics, 13(3), 369–386. https://doi.org/10.1007/s10784-012-9195-9

[5] Death, C. (2012). A predictable disaster for the climate - but who else won and lost in Durban at COP17? Environmental Politics, 21(6), 980–986. https://doi.org/10.1080/09644016.2012.705067

[6] Hurrell, A., & Sengupta, S. (2012). Emerging powers, North-South relations and global climate politics. International Affairs, 88, 463–484. https://www.jstor.org/stable/23255546

[7] United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC), New York (United States of America), 9 May 1992, in force 21 Mar. 1994, Article 4.1(b). https://unfccc.int/resource/docs/convkp/conveng.pdf

[8] Kyoto Protocol to the United Nations Framework Convention on Climate Change, Kyoto (Japan), 10 Dec. 1997, in force 16 Feb. 2005. http://unfccc.int/kyoto_protocol/items/2830.php

[9] Paris Agreement, Paris (France), 12 Dec. 2015, in force 4 Nov. 2016. http://unfccc.int/paris_agreement/items/9485.php

[10] IPCC, 2022: Summary for Policymakers. In: Climate Change 2022: Mitigation of Climate Change. Contribution of Working Group III to the Sixth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change [P.R. Shukla, J. Skea, R. Slade, A. Al Khourdajie, R. van Diemen, D. McCollum, M. Pathak, S. Some, P. Vyas, R. Fradera, M. Belkacemi, A. Hasija, G. Lisboa, S. Luz, J. Malley, (eds.)]. Cambridge University Press, Cambridge, UK and New York, NY, USA. (De data voor dit figuur komt van: Figure SPM.2 panel d, pagina 10. Emissions are Production-based emissions (tCO2-FFI per person, based on 2018 data), GDP per capita in 2019 in USD2017 currency purchasing power basis). https://doi.org/10.1017/9781009157926.001

[11] Dhakal, S., J.C. Minx, F.L. Toth, A. Abdel-Aziz, M.J. Figueroa Meza, K. Hubacek, I.G.C. Jonckheere, Yong-Gun Kim, G.F. Nemet, S. Pachauri, X.C. Tan, T. Wiedmann, 2022: Emissions Trends and Drivers. In IPCC, 2022: Climate Change 2022: Mitigation of Climate Change. Contribution of Working Group III to the Sixth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change [P.R. Shukla, J. Skea, R. Slade, A. Al Khourdajie, R. van Diemen, D. McCollum, M. Pathak, S. Some, P. Vyas, R. Fradera, M. Belkacemi, A. Hasija, G. Lisboa, S. Luz, J. Malley, (eds.)]. Cambridge University Press, Cambridge, UK and New York, NY, USA. https://doi.org/10.1017/9781009157926.004 (Zie Figure 2.10, pagina 235)

[12] UNFCCC (2020) Compilation and synthesis of fourth biennial reports of Parties included in Annex I to the Convention. https://unfccc.int/sites/default/files/resource/sbi2020_inf10_add01_rev01.pdf (Zie paragraaf 34: deze nummers zijn exclusief economieën in transitie (post-Sovjetlanden) en exclusief emissies van LULUCF)

[13] Markandya, A., González-Eguino, M. (2019). Integrated Assessment for Identifying Climate Finance Needs for Loss and Damage: A Critical Review. In: Mechler, R., Bouwer, L., Schinko, T., Surminski, S., Linnerooth-Bayer, J. (eds) Loss and Damage from Climate Change. Climate Risk Management, Policy and Governance. Springer, Cham. https://doi.org/10.1007/978-3-319-72026-5_14

©De tekst is beschikbaar onder de licentie Creative Commons Naamsvermelding-NietCommercieel-GelijkDelen 4.0 Internationaal, er kunnen aanvullende voorwaarden van toepassing zijn. Zie de gebruiksvoorwaarden voor meer informatie.