Extreem weer is onderdeel van klimaatverandering. Wetenschappers verwachten dat klimaatverandering in het algemeen zal leiden tot het verlies van biodiversiteit: minder planten, dieren en andere vormen van leven. Er wordt geschat dat bij 1 tot 2 ºC stijging in de gemiddelde temperatuur ongeveer 8 tot 14% van de soorten zal uitsterven [1, 10]. Voor de effecten van extreem weer zijn dit soort getallen helaas niet beschikbaar. Gelukkig weten we veel over het samenspel tussen organismen, zoals planten en dieren, en hun omgeving. Dit samenspel in een bepaald stukje natuur wordt ook wel een ecosysteem genoemd. Met kennis van ecosystemen kunnen we beredeneren hoe extreem weer zal leiden tot het uitsterven van soorten.
Dat zit hem vooral in het principe van ‘aanpassing’. Hoe soorten reageren op extremer weer hangt namelijk af van hoe goed ze zich kunnen aanpassen aan hun omgeving. Er zijn twee manieren om dat te doen: via het genotype of het fenotype. Bij een aanpassing aan het genotype verandert de structuur van het DNA. Bij het fenotype gaat het juist niet om de structuur van het DNA, maar om elk ander type aanpassing. Denk bijvoorbeeld aan het verven van je haar, of bladeren die geler worden als er te weinig voedingsstoffen zijn. We noemen een aanpassing aan het fenotype ook wel plasticiteit. Hierdoor kunnen soorten snel reageren op veranderingen in hun omgeving. De ene soort is plastischer dan de andere: dat lijkt te liggen aan hoe ze zich in het verleden hebben aangepast aan nieuwe omstandigheden [2]. We weten nog niet precies hoe dit zit, want onderzoek hiernaar staat nog in de kinderschoenen [3].
Als plasticiteit inderdaad te maken heeft met het verleden van een soort, dan zouden soorten die ‘gewend’ zijn aan verandering in hun omgeving een hogere plasticiteit hebben. Hierdoor kunnen zij zich beter aanpassen en hebben ze dus een grotere kans om te overleven bij extreem weer. Veel zeldzame soorten hebben juist een lagere plasticiteit, kunnen zich dus moeilijker aanpassen aan hun omgeving en zijn daarom kwetsbaarder tijdens extreem weer [4]. Onderzoek heeft laten zien dat maar heel weinig soorten plastisch genoeg zijn om helemaal geen last te hebben van extreem weer [5].
Tijdens extreem weer raken we op bepaalde plekken dus een aantal soorten kwijt. Dat heeft deels ook te maken met het ecosysteem waarin de soort leeft. Bij niet-extreem weer zijn ecosystemen met veel verschillende soorten stabieler (en dus minder snel aangetast) dan ecosystemen met minder soorten [6]. Dat komt doordat andere soorten de rollen van weggevallen soorten (deels) kunnen overnemen. Bij extreem weer is dit patroon veel minder duidelijk [7, 8]. Het is dus nog moeilijk te voorspellen hoe goed ecosystemen extreem weer kunnen opvangen.